Wat zegt onze opleider
Naast de “mechanische” uitgangspunten die we tot nu toe hebben benoemd in de manier waarop we kunnen kijken naar de schaatsbeweging hebben we ook “fysieke” uitgangspunten waar we naar kunnen kijken en waar we aandacht aan moeten besteden.
Als we spreken over fysieke uitgangspunten dan hebben we het over de FITHEID van jou als schaatser. Kun je fysiek wat nodig is om de opdrachten en de oefenvormen uit te voeren.
Voor een onderbouwing van het begrip Fitheid gebruiken wij het Athletic Skills Model (het ASM). Dit model gaat uit van verschillende voorwaarden om te kunnen bewegen. Dat zijn:
- Flexibiliteit (Lenigheid)
- Stabiliteit
- Behendigheid
- Uithoudingsvermogen
- Power (kracht x snelheid)
Je kunt Fitheid wel onderscheiden in deze 5 aspecten maar je kunt deze 5 aspecten eigenlijk nooit echt scheiden. Ze zijn allemaal belangrijk en grijpen altijd in elkaar. Waar kom je ze tegen in het schaatsen.
- Flexibiliteit: Kun jij met de hoeken schaatsen die passen bij je fitheid? Met weinig flexibiliteit in je enkel kun je niet met je knieën boven je tenen komen tijdens het schaatsen
- Stabiliteit: Kun jij je lichaamsgewicht rustig van je ene been naar je andere been verplaatsen. Als je weinig stabiliteit hebt in je heupgewricht is het moeilijk om je heupen vlak te houden tijdens het schaatsen.
- Behendigheid: Kun jij de positie van het alle lichaamsdelen efficiënt aanpassen aan de situatie, kun je uitwijken, kun je uit de voeten op verschillend ijs? Behendigheid wordt vaak gezien als “hoe veilig voel jij je op je schaats”. Kun je alles op je schaatsen wat je in je hoofd hebt. Voel jij je vrij op je schaatsen.
- Uithoudingsvermogen: Kun jij een opdracht lang volhouden. Hoe moe word jij ervan. Dit maakt of je iets langer kunt oefenen en iets langer en/of meer oefenen maakt dat je het sneller leert.
- Power (kracht x snelheid): Hoeveel vermogen kun je op het ijs leggen. Als je weinig power kunt geven heb je meer moeite om druk te leveren tegen het ijs en kun je weinig snelheid aan je lichaam geven tijdens de afzet.
Het ASM heeft het belangrijke begrip Coördinatie een andere positie gegeven. Het zit als een schil om de voorwaarden heen. De kwalitatieve vorm van deze uitgangspunten. Het is als het ware de kwalitatieve uiting van Fitheid. Coördinatie gaat meer over de aansturing, de manier waarop, over je zenuwstelsel gaat meer de kwaliteit en de flexibiliteit van je zenuwstelsel met als centraal punt het AANPASSINGSVERMOGEN. Kun je spelen met al deze voorwaarden.
We zullen de volgende weken hier verder in duiken en dit ook een plekje gaan geven in de opdrachten.