Bewegingstechnische aspecten
Ritme
- Schaatsen in een ritme (zingen, lettergrepen, eigen naam, dieren)
- Schaatsen in ritme 1, 2, 3 – 1, 2, 3 enzovoorts; een walsje. Vervolgens kun je hier variaties mee doen als plaats,2,3 of duw,2,3. Op twee en drie zou je ook bijvoorbeeld de bijhaal in kunnen voegen: Duw, haal, bij – duw, til op etc.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
-
Videospel (normaal, versneld, vertraagd, pauze, terugspoelen).
De jongste kinderen lijken het schaatsen op een ritme vaak toch nog wat lastig te vinden, in mijn ervaring. Ook het videospel werkt beter met wat oudere kinderen. Een variatie die ik vaak doe is het stoplicht spel. Neem een groen, geel en rood hoedje mee. Groen is schaatsen, rood is stoppen, een voor geel kan je zelf een opdracht verzinnen (achteruit, langzaam, gaan zitten, etc.) - Slalommen tussen pylonen door.
- maak je slagen kort-kort-lààng; en probeer ook eens: lààng-lààng-kort
- In de slag van je voorganger; in tweetallen of treintje rijden (Vaak is dit lastig en onprettig om je timing anders wordt: je moet dezelfde bewegingen om andere momenten doen. Hierdoor leer je onbewust op een andere manier je balans te bewaren en de beweging te controleren)
- Rijden met armzwaai, 1 of 2 armen.
- Een eerste bocht gaat vaak over ritme houden bij overstappen (niet op twee schaatsen gaan staan). Steeds sta, sta, sta. Steeds dichter bij elkaar en dan een overstap erbij. Rechts en links.
- Slagen tellen. Zowel met wind mee als met wind tegen. (Laat je cursisten hun slagen tellen. Zowel met wind mee als met wind tegen. Vertel dat toppers 8 a 10 slagen op het rechte eind maken maar dat ze dat doen bij rondetijden van ongeveer 30 sec. Wat moet dan het aantal slagen van je cursisten worden voor dezelfde frequentie?
-
Versnellen (steigerung)
Laat je cursisten met een rustig ritme beginnen aan het begin van het rechte eind en het ritme 50 meter later op eens te laten versnellen. Stimuleer dit met verbale aanmoedigingen. - Staande ‘start’ (Laat je cursisten wegschaatsen als uit een start, zonder de explosiviteit van die start. Vaak schaatsen ze dan in een natuurlijk, goed ritme weg)
Timing
Bij timing gaat het er om het juiste moment voor een bepaalde actie af te wachten. Met schaatsen is dat: ‘Wachten op het juiste moment voor je afzet en inzet’. Het juiste moment is als je voelt dat je al in je volgende slag aan het vallen bent. Even wachten… en duw!; Hou achter… en plaats!
Ook middengroepers zetten vaak hun schaats nog te vroeg neer of zetten te laat af. Ze moeten leren om op een optimaal moment af te zetten, waardoor zij meer snelheid kunnen halen uit hun schaatsbeweging.
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs.
- Het ijs staat onder stroom! Je mag maar met 1 schaats tegelijk op het ijs staan. Je moet bijna springend van het ene naar het andere been.
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Lopen, schaatsen, remmen.
- Geruisloos schaatsen (schaats maar achter me aan, maar ik mag je niet horen).
- In de slag van je voorganger.
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen, stop).
- Startjes of spellen met startjes daarin verwerkt: lijnenspel, estafette
-
Rem en rijdt hard weg
Rem halverwege het rechte einde (knieën gebogen houden) tot bijna stilstand en schaats daarna zo hard mogelijk weer weg tot de bocht, daarna rustig door schaatsen - Rijden met armzwaai, 1 of 2 armen.
- Achteruit schaatsen.
- Kort-kort-lang.
- Pendel gewicht van links naar rechts: Ga staan met beide schaatsen iets wijder dan heupbreedte en met je knieën goed gebogen. Laat beide voeten ietsje naar buiten wijzen en pendel nu met je gewicht van links naar rechts waarbij steeds maar één schaats het ijs raakt. Probeer beide knieën goed gebogen te houden. Als het goed is glijd je nu naar voren. Dit is de basisbeweging, dus ook de basis afzet van het schaatsen.
- Voet aantikken: Tik met de binnenkant van je tenen van de voet die in de lucht hangt, de binnenkant van de hiel van je glijschaats aan. Zet daarna direct met het standbeen af.
- Extra door je knieën: Wanneer je met de druk achterop je schaats tijdens het insturen van de vorige oefeningen iets extra door je knieën zakt zul je merken dat de schaats nog meer druk naar binnen gaat geven. Hier kan je nog krachtiger tegen afzetten.
- In de bocht: Elke slag op rechts even vasthouden bij op rechts glijden. Druk wordt beter, sturen wordt beter. Kan ook op links.
- Wachten … en duw
- Filmen: Het oefenen door middel van filmische beelden kan het timen van de verschillende delen van de beweging soms ineens een stuk makkelijker maken.
Frequentie
- Schaatsen als een … pinguïn, tijger, olifant, ijsbeer, etc (bezoek aan de dierentuin)
- Stoplichtspel (rondschaatsen of in beperkt gebied vrijschaatsen, en reageren op de kleur/hand die de instructeur ophoudt.
- Op wereldreis; Waarheen? Waar is dat? Hoe gaan we daarheen? Hoe gaat dat? Wat komen we tegen?
- Videospel (normaal, versneld, vertraagd, stilzetten, terugspoelen).
- In de bocht: Rijdt een bocht met zoveel mogelijk overstappen/voorstappen. Resultaat is dat juist het plaatsen beter wordt.
- Wissel in frequentie Schaats een deel van de baan (recht stuk of half recht stuk) met zo snel/kort mogelijke pasjes en het andere deel met zo lang mogelijke slagen
- Startjes of spellen met startjes daarin verwerkt: lijnenspel, estafette
Balans
Let op! Door iets nieuws te oefenen raakt vaak de balans verstoord. Je doet op dat moment namelijk iets wat je nog niet eerder hebt gedaan en daarin moet je alles weer opnieuw een plek geven: balans zoeken. Het kan dus bij een oefening even duren voordat de juiste balans weer is gevonden.
- Steeds weer op de schaatsen gaan staan na zitten, liggen op het ijs. Heerlijk speels naar het ijs toe en weer opstaan, steeds weer opstaan, steeds weer de balans zoeken op de schaatsen. Natuurlijk zelf lekker meedoen.
- Veel en op verschillende manieren remmen. Remmen vereist balans en gevoel voor het ijs. Je hoeft niets te zeggen, veel heen en weer schaatsen, vaart maken en remmen. Dit kan natuurlijk in kleine meer speelse vormen.
- Zo ver/lang mogelijk doorglijden op twee benen, of een been!
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen. Probeer maar eens zo gek of slordig mogelijk te schaatsen
- Rijden naar een lage hindernis, vlak ervoor remmen, eroverheen stappen en doorschaatsen (kan heel goed in een pylonenbaantje).
- Schaatsen en steeds op een been een bocht(C vormig) maken.
- Schaatsen naar elkaar toe:Na 10 slagen schaatsen glij je uit met gebogen knieën en probeer je je schaatsen tegen elkaar aan te laten komen. Weer 10 slagen schaatsen en weer proberen.
- Romp en bovenlichaam stabiel en compact houdenLaat de schaatsers uit je groep oefenen om hun schouders niet te draaien tijdens het schaatsen, maar stil te houden.
- Startjes of spellen met startjes daarin verwerkt: lijnenspel, estafette
Houding/stand v/d gewrichten
- Onder iets door schaatsen (een poortje dat jij of (jij en andere) cursisten vormt/vormen
- Allerlei gekke bewegingen en houdingen.
- Schaatsen met je handen op je knieën, naast je knieën of zelfs achter je knieën (billen moeten naar beneden)
- Als een vliegtuig (met de armen wijd). Als het vliegtuig daalt gaan we extra diep zitten, stijgt het weer dan mogen we weer wat meer rechtop.
- Dieper zitten dan degene voor je.
- Je moet 1 knie gebogen houden (waar je op staat), en 1 moet naar beneden hangen (waar je niet op staat).
- Elke keer als je langs x komt moet je extra diep door je knieën buigen, het ijs aan raken.
- Schaatsen alsof je iets zwaars op je rug hebt
- Je mag je tenen niet zien (knieen moeten naar voren)
- Diep is ontspanning: Diep zitten is ook ontspanning. Als je je beenspieren ontspant zak je vanzelf naar beneden. Je hoeft er alleen maar voor te zorgen dat je niet nog verder naar beneden zakt als je zo diep zit als je wilt. Probeer eerst maar stilstaand, daarna ook schaatsend.
- Natte dweil: Probeer eens te schaatsen met net genoeg spanning in je lijf om te zorgen dat je die diepe schaatszit vast kunt houden. Verder ben je een slappe pop of een natte dweil, net wat je meer aan spreekt
- Schaats zo dat je kleiner bent dan de boarding
- Schaatsen alsof je een pingpongballetje in je navel vast klemt, het mag er tijdens het schaatsen niet uitvallen.
- Probeer je lichaam te zien als een stevige compacte bal. Vouw je handen in elkaar en druk ze tegen je buik. Krul jezelf nu om dit ‘centrum’ heen, zowel met je bovenlichaam als je bovenbenen.
- Tijdens het schaatsen probeer je iedere keer als je geplaatst hebt, je knie nog iets verder naar voren te duwen en daar te houden tot je weer gaat afzetten. Let daarbij op dat je wel op het achterste deel van je voet blijft leunen.