Wat zegt onze opleider

Bocht, bocht en nog eens bocht

De bocht hoort bij schaatsen, het is niet moeilijk, het is net even iets anders. Voor elk niveau is het belangrijk aandacht te besteden aan de bocht omdat vaardigheden op het rechte eind en in de bocht elkaar versterken. Als je je een maal veilig voelt in het pootje over dan is de bocht qua beweging eigenlijk niet moeilijker dan de schaatsbeweging op het rechte eind.

Op het rechte eind gaat je lichaamszwaartepunt (eigenlijk de projectie van je lichaamszwaartepunt op het ijs) als het goed is van buiten de schaats (schaats staat op de buitenkant als je hem neerzet) in een soepele beweging naar de  binnenkant van de schaats (schaats staat op de binnenkant als je afzet). Balans (en veiligheid) vinden op het buitenrandje is voor veel schaatsers nog best ingewikkeld.

In de bocht sta je (als het goed is) altijd op de buitenkant van je linkerschaats en op de binnenkant van je rechterschaats. Je staat als het ware schuin op je schaatsen. Dit gaat eigenlijk vanzelf als je met snelheid door een bocht gaat. Hoe meer snelheid hoe makkelijker dat is eigenlijk. Maar dat is natuurlijk veel te makkelijk gezegd. Je moet je veilig voelen en daarvoor zijn vaak kleine stapjes een goede route. Elk lichaam dat met snelheid door een bocht gaat wordt er uit geslingerd (denk maar aan een stuk wasgoed in de trommel tijdens het centrifugeren) Maar jij wilt er niet uit geslingerd worden. Daarom sta je schuin. Omdat je schuin staat moet je constant blijven afzetten om niet naar binnen te vallen. Dus sta je constant op de buitenkant van je linker schaats en constant op de binnenkant van je rechterschaats.

Voor de bocht zijn zaken als plaatsing/stabiliteit erg belangrijk. Door opdrachten te doen voor de bocht wordt dan ook het rechte eind weer beter.

 

Fysieke uitgangspunten

Voor schaatsen heb je Uithoudingsvermogen en Power nodig. Power om goed af te kunnen zetten en snelheid te kunnen maken en uithoudingsvermogen om zo lang te kunnen schaatsen als je wilt.

Wat trainen betreft zijn uithoudingsvermogen en power slecht te combineren. Fysiek maken uithoudingsvermogen en power gebruik van twee verschillende aanpassingsvermogens. Je uithoudingsvermogen wordt beter als je efficiënter omgaat met zuurstof en brandstof. Om dat te trainen maak je gebruik van een soort “tekort”. Je traint zo lang dat je lichaam beter om leert gaan met de beperkt voorradige zuurstof en energie. Verder en langer. 

Voor power daarentegen is het belangrijk zo zwaar te trainen dat het bewegingsapparaat een klein beetje schade toegebracht wordt. Dat stimuleert dan het aanpassingsvermogen zodanig dat er extra/betere spieren en dus extra power van krijgt. Daar zijn wel bouwstoffen voor nodig dus juist geen tekort. Precies tegengesteld dus.

Hoe past dit in ons schema?

Het zou mooi zijn als je één of misschien wel twee keren per week kunt schaatsen schaatsen. Schaatsen is een sport waarbij power en uithoudingsvermogen beide een rol spelen en daarom komen beide aan bod. Ook als je een of twee keer per week schaatst, krijg je wel alle onderdelen aangeboden. De onderdelen die meer power vereisen plannen we meer aan het begin. Daar is namelijk ook vaak een goede coördinatie voor nodig en die is door vermoeidheid aan het einde van de les minder. De opdrachten waar veel uithoudingsvermogen bij komt kijken worden dan aan het eind gepland. Om uithoudingsvermogen en power wel goed expliciet te kunnen trainen, is het aan te raden om ook naast het ijs te gaan trainen. Daarom:

Stabiliteit
De mate waarin je de positie van je lichaam of lichaamsdelen kunt handhaven.

Om power te kunnen leveren moet er wel iets zijn om de power tegen te kunnen leveren. Het beste is dat een stabiel(stevig) lichaam. De power verplaatst dan het hele lichaam en wordt niet gebruikt om het lichaam van vorm te doen veranderen.

Uitgangspunt 3 (Overal waar je in de lessen het woord “compact” tegenkomt, voor de beginnende schaatsers vooral in de bocht).

Een kleinere kniehoek geeft meer afzet potentie. Of dat ook waargemaakt kan worden hangt van allerlei factoren af.

 

Uitgangspunt 4 (Deze week gaat dit over de bocht.)

Een scherpere hoek tegen het ijs geeft een meer horizontale component van de afzet. Het gaat om de hoek tussen ijs en LZP. Hoe je dat doet(knie naar binnen, rechtdoor of naar buiten maakt in principe niet uit).

Uitgangspunt 5 (Deze week bocht en rechte eind)

Meer gewicht/druk/kracht tegen het ijs geeft meer kracht terug van het ijs. Dit geldt voor zowel het rechte eind als de bocht. 

Stabiliteit en houding zijn belangrijk om voldoende gewicht tegen het ijs te kunnen zetten in de juiste richting. Om power te kunnen leveren moet er wel iets zijn om voldoende lang power tegen te kunnen leveren. Dit moet resulteren in een goede gewichtsverplaatsing(timing en richting)